Los eerst een probleem op, voordat je verder gaat met iets moeilijkers in je training.
Tijd om die deuk voor de schoft en knik in de hals aan te pakken dus.
Spreek met jezelf af dat je dit ene probleem aan gaat pakken, en dat je je niet laat verleiden even snel iets anders te doen in je training. „Als ik een tijdje rij gaat het beter, dus doe ik het later in mijn training” is een waardeloos argument. Dit moet je direct vanaf de eerste pas in je training meenemen om het goed te kunnen oplossen. Zolang dit nog niet goed is, ga je nog niet verder met iets anders.
Het oplossen van een probleem in de aanleuning
Als eerste zal je de ‚deuk’ eruit moeten laten vallen. Bijna letterlijk. Dit doe je namelijk door zoveel als mogelijk halslengte aan te bieden, en hoofd en hals als het ware te laten vallen vanaf de schoft.
Neusje van je paard moet als het even kan voor de loodlijn zijn en de hals moet lager komen dan de schoft, pas dan is de deuk voor de schoft weg.
Het kan best dat je paard een beetje gaat treuzelen. Twijfelen wat je nou precies van hem wilt. Hij is tenslotte gewend dat je de teugel aanneemt, hij zijn houding aanneemt, en dat jullie dat lekker gaan rijden. Het treuzelen is het moment dat je beenhulp in beeld komt. Dit is je kans om met je kuit naar je hand toe te rijden. De energie die je beenhulp van achter opwekt, zal door moeten vloeien via de lendenpartij, de rug en schoft door de hals en nek en via de mond van je paard weer terug in je hand als die licht verende verbinding, de aanleuning.
Het kan best even duren voordat je paard dit spelletje door heeft. Waarschijnlijk zal hij in het begin helemaal niet zijn hals verder laten vallen en je hand zelf opzoeken als jij je been aanlegt en je hand naar voren steekt. Maar als je dit echt super consequent doet, dan zal je zien dat je binnen 1 uur een paard kan rijden die geen deuk meer heeft voor de schoft. Het zal een mooie vloeiende lijn zijn vanaf de schoft over de bovenlijn van de hals die mooi gevormd is.
Pas als je die aanleuning en nageeflijkheid hebt in die lage lange lijn, kun je je paard weer voorzichtig oppakken. Tik je paard aan met je kuit, blijf niet plakken met je been. Hierdoor treed zijn achterbeen verder onder en komt zijn hoofd omhoog. Het begin van ‚bergop rijden’
Schakelen, tempowisselingen en overgangen
Het schakelen van je paard, tempowisselingen en overgangen, helpt enorm hierbij. Juist bij het schakelen zal je paard zijn bekken wat kantelen, en het achterbeen verder en actiever ondertreden. Je krijgt hem zo werkelijk ‚over de rug’, en de verende verbinding via de bovenlijn van je paard zal je terug voelen in je hand. Gefeliciteerd, je zit nu tegen echte aanleuning aan!
Kortom; een paard met een valse nageeflijkheid en aanleuning kan een deuk voor de schoft en knik in de hals hebben. Dit geeft heel veel problemen, ook op langere termijn. Door echt consequent vanuit je been naar je hand toe te rijden, waardoor je de losgelatenheid in het middenstuk van je paard bevorderd, kun je dit snel en doeltreffend oplossen.
Wat fijn uitgelegd!!
Ik herken dit heel erg maar nu wil mijn paard niet meer voorwaarts of gaat rennen, maar ik hou gewoon vol en blijf doorgaan in de basis. In het begin liep ze in dr eigen krulletje en nu gaat ze het liefst als duikbootje rond en wordt daarbij erg traag voor het been. 😁
super uitleg ik herken dit en ga hier nu ook zeker mee aan het werk!
Wauw super fijn uitgelegd!
Heel helder en fijn verteld!!